De afwijkende hartslag bij inspanning deel II

Het hart zorgt als aanvoerder van de circulatie dat er via het bloed voldoende zuurstof in de lichaamscellen komt. Door de aanpassingen in het hart die aanwezig kunnen zijn bij een te traag werkende schildklier, te weten het verminderde slagvolume en de lager blijvende (hart)slagfrequentie, blijft het hartritme bij inspanning lager.  Maar wat zijn de gevolgen van deze aanpassingen in het hart voor het functioneren van de spieren?

Aerobe versus anaerobe verbranding en de hartslag

De effectiviteit van de hartslag is bepalend voor het wel of niet voldoende aanwezig zijn van zuurstof in de lichaamscellen.  Als de inspanning (te) hoog gedoseerd wordt en het hart zich met toenemend slagvolume en slagfrequentie niet kan aanpassen aan de inspanning, zal eerder een tekort aan zuurstof in spierweefsel  ontstaan.  Voor de aerobe verbranding van vetzuren  is het lichaam afhankelijk van voldoende aanvoer van zuurstof. Dit geeft een efficiënte  manier van energieomzetting in de spieren (1).  Bij een tekort aan zuurstof zal de verbranding anaeroob gaan plaatsvinden met het minder efficiënte verbranden van glucose.

Aerobe verbranding is de verbranding waarbij voldoende zuurstof in de weefsels aanwezig is. Het proces wat dan kan plaatsvinden is de verbranding  van vetzuren in de mitochondria, de kleine energiecentrales van de cellen. Naast de vetverbranding is altijd een kleine hoeveelheid glucose nodig om het verbrandingsproces optimaal te laten verlopen.

Anaerobe verbranding is de verbranding die kan plaatsvinden zonder zuurstof in de weefsels. Het gaat dan om de verbranding van suikers uit het opgeslagen glycogeen. Het restproduct is melkzuur.

Anaerobe drempel

Als het hart niet efficiënt mee kan werken in de toenemende trainingsactiviteit zal het niet meer in staat zijn voldoende zuurstof aan te leveren in de spiercellen.  Als daarom het effectieve systeem van het aeroob verbranden van vetzuren met gebruik van zuurstof niet meer mogelijk is,  gaat het lichaam over op het minder efficiënte verbranden van glycogeen dat ligt opgeslagen in de spieren.  Dit omslagpunt wordt de anaerobe drempel genoemd (3,4,5). De anaerobe drempel zal eerder bereikt worden als het hart niet voldoende zuurstofrijk bloed kan rondpompen. Het inspanningsvermogen van de spieren en hoelang je een prestatie vol kunt houden, komt hierdoor lager te liggen.

Door  de anaerobe verbranding van suikers in de spieren wordt er ook lactaat gevormd wat zorgt dat het lactaat gehalte in de spieren stijgt. Het zogenoemde verzuren van de spieren. Volgens de nieuwste ontwikkelingen in de inspanningsfysiologie wordt lactaat niet alleen als afvalproduct gezien van de anaerobe verbranding,  lactaat wordt namelijk weer door type I vezels gebruikt als energiebron. Daarnaast kan  lactaat ook de spiercel verlaten om naar het hart en de lever getransporteerd te worden waar het ook weer gebruikt wordt als energiebron (3,4,5).

De beperkende factor voor het kunnen blijven leveren van de inspanning van spieren in de anaerobe trainingszone is de beschikbaarheid van voldoende suikers, hetzij vanuit de opslag in spieren als glycogeen  hetzij vanuit toevoer vanuit het bloed (5). Voor elk lichaam is de anaerobe verbranding een fase die een keer zal eindigen  als de voorraad opgebruikt is. Aangezien de glycogeen voorraad beperkter kan zijn bij schildklierpatiënten zal voor deze groep mensen die hierdoor gehinderd wordt, het volhouden van een anaerobe prestatie beperkter mogelijk zijn, ten opzichte van een lichaam die deze beperking niet heeft (2).

Waarom is dit belangrijk voor je training?

Je kunt met verschillende intensiteit  trainen door de ene keer meer met duurtraining en het lang vol houden van een activiteit te werken en een andere keer je meer op kracht te richten en je lichaam te belasten met een zwaardere vorm van trainen.

Problemen ontstaan als je in de veronderstelling bent dat je met duurtraining bezig bent, en dit dus langdurig volgehouden moet kunnen worden.  Je bent  tenslotte op een matig intensief tempo bezig en je zou dit, net als ieder ander,  vol moeten kunnen houden. Als je lichaam ondertussen in de anaerobe zone glucose gebruikt omdat je hartslag lager blijft bij inspanning, is de energievoorraad  in de vorm van glycogeen een keer op. Dan kan het voelen dat de spieren op zijn, niet meer willen, wat feitelijk komt doordat de energievoorziening in de spieren op dat moment tekort schiet.

Daarnaast is er nog het herstel van de training. Duurtraining heeft een hersteltijd van 24 uur.  Een zwaardere training, zoals bij het anaeroob trainen met daarbij het uitputten van de energievoorraad (glycogeen) vraagt echter om een hersteltijd van 48 uur of langer (9). Als er dan te vroeg de volgende training plaatsvindt raken spieren opnieuw in de problemen omdat de energievoorraden nog niet volledig aangevuld zijn en spieren daardoor niet optimaal belastbaar zijn.

Conclusie

Door met trainen de hartslag te meten kun je in de gaten houden of het lichaam nog in de aerobe zone, oftewel duurtraining zone, traint of dat het omslagpunt komt naar de anaerobe verbranding. Daarom is het goed een persoonlijk schema te maken met de hartslagen die bij jou inspanningen passen en geen gebruik te maken van standaard hartslagschema’s die op basis van leeftijd en geslacht aangeven hoe hoog de hartslag moet zijn. In het volgende serie blogs wordt ingegaan hoe je op basis van je eigen hartslag een trainingsschema kunt maken.

Referenties

  1. Trage schildklier verandert spieren, Petra du Croix-Romijn.
  2. Mythes in de sport 1, Wim Burgerhout
  3. Lactate oxidation in human skeletal muscle mitochondria, Jacobs et all, American Journal of endocrinology metabolism, 2013.
  4. Lactate metabolism; a new paradigm for the third millennium, L.B. Gladden, Department of health and human performance, Journal of Physiology, 2004.
  5. Thyroid disease and the heart, General cardiology, A.D.Toft, N.A. Boon, 2000.
  6. Serum thyroid levels may not accurately reflect thyroid tissue levels and cardiac function in mild hypothyroidism, Yingheng Liu et all, American Journal of Physiology – Heart and Circulatory Physiology, 2008.
  7. Onbegrepen beweegklachten bij behandelde hypothyreoïdie, J.A.C. Lankhaar et all, modern medicine, 2014.
  8. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training, De Morree,  Jongert en Van der Poel, Tweede herziene druk, 2011.

Geef een reactie