De veranderingen in vezeltypen in spieren

Wat heeft dit tot gevolg voor het functioneren van spieren?

Spieren zijn opgebouwd uit vezels. Deze verschillende typen  spiervezels zijn door elkaar aanwezig in een spierbundel en vormen met elkaar de gehele spier. Type I vezels, ook wel slow twitch vezels genoemd,  zijn langzaam aanspannende spiervezels.  Ze zijn geschikt voor langdurige inspanning met laag inspanningsniveau, zoals bij wandelen, nordic walken en hardlopen in een rustig tempo. De type IIa vezels zijn sneller aanspannende vezels  die zowel op laag inspanningsniveau  als op hoger inspanningsniveau hun werk kunnen doen. Deze vezels worden geactiveerd bij een versnelling van je looppas bijvoorbeeld. De type IIb vezels (ook wel IIx vezels genoemd)  zijn nog snellere vezels die  ook snel uitgeput raken, deze worden met name geactiveerd als je een sprintje trekt. De type II vezels worden ook wel de fast twitch vezels genoemd (3).

Als er een beweging gemaakt wordt worden eerst kleinere cellichamen van de type I vezels geactiveerd. Als er meer kracht nodig is worden ook de grotere cellichamen van de type IIa vezels geactiveerd en als laatste gaan de typen IIb (IIx) ook meedoen. Dit wordt het size principle genoemd (Krachttraining en coördinatie, Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training).

Onder normale omstandigheden is de verdeling van het type vezels trainbaar maar een deel is ook aanleg van het individu. Heb je meer type I spiervezels dan ben je beter in duursport, heb je meer type II vezels dan ben je beter in krachtsport en sprinten.  In deze normale aanleg van de verdeling van typen vezels ineen spier wordt dus door een tekort aan schildklierhormoon een verandering aangebracht.  Er komen meer type I vezels in een spier en daarnaast worden de snelle en krachtige type II vezels  dunner.

Kan deze verandering krachtsverlies in spieren verklaren?

Er zijn topsporters die zoveel aan duurloop training doen dat zij voor wel 95% over type I vezels beschikken in de spieren (Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training). Het is moeilijk voor te stellen dat deze getrainde sporters ook problemen zouden ondervinden in kracht in hun dagelijkse activiteiten vanwege het hoge type I vezel gehalte in hun spieren zodat zij niet goed kunnen opstaan uit een stoel of kunnen traplopen. Dat zou wel een zware prijs zijn voor hun prestatie! Het hebben van meer type I vezels dan type II vezels in een spier zou dus niet de oorzaak moeten zijn van krachtsverlies zoals dat bij schildklierpatiënten kan voorkomen.

De kracht van een individuele type I (slow twitch) of type II vezel (fast twitch) zijn ongeveer gelijk. Het verschil in te leveren kracht zit alleen in de snelheid van de vezel waarmee deze kan verkorten en de hoeveelheid spiervezels  die er in een motorische eenheid aanwezig zijn, hoe meer vezels er zijn hoe meer kracht er geleverd kan worden. Een motorische eenheid bestaat uit een zenuwuiteinde en spiervezels die door deze zenuw worden geactiveerd.  In de fast twitch motorische eenheid zitten meer spiervezels dan in de slow twitch motorische eenheid. De fast twitch vezels kunnen sneller verkorten en zijn met een groter aantal vezels en leveren daardoor meer kracht ten opzichte van de slow twitch vezels. (Krachttraining en coördinatie, F. Bosch). Krachtsverlies kan optreden doordat  type II vezels  dunner worden, het dunner worden van een spiervezel betekent dat deze minder kracht kan leveren.

Waar kan een verminderde functie in de spieren nog meer door veroorzaakt worden?

Er zijn verstoringen gerapporteerd in de energievoorziening in de spieren bij een te traag werkende schildklier. Er zijn minder mitochondria, de energiecentrales van de cellen,  en er is verminderde opslag van glycogeen (suiker) in de spieren. Dit betekend dat er te weinig energie voor het aanspannen van de spiervezels is en dat de spieren hierdoor gehinderd kunnen worden in hun normale functie.

Er wordt beschreven dat er veranderingen zijn in de vorm en ligging van spiervezels. Spiervezels kunnen  zo uit hun positie zijn dat ze niet goed hun werk meer kunnen doen. Dit proces  kan in delen van spieren voorkomen zodat de spier gestoord kan worden in zijn normale functioneren en daarmee dus minder kracht kan leveren.

Verder kunnen er afwijkingen in de zenuw geleiding voorkomen vooral in handen en naar de onderbenen en voeten. Voor het coördineren van bewegingen is dit van essentieel belang. De actie prikkel naar de spier en de feedback die je lichaam krijgt van een uitgevoerde beweging in handen en/of voeten wordt wat verstoord. Het lopen op ongelijke ondergrond kan dan voor problemen zorgen of je laat snel dingen uit je handen vallen als je die onbewust even snel oppakt. Als je bewust kijkt waar je loopt en wat je vastpakt is er niets aan de hand!

Als er sprake is of is geweest van een verhoogd creatine kinase gehalte kan er schade in spiervezels zijn ontstaan. Creatine kinase komt vrij uit een spiercel als de celwand kapot gaat. Schade in spieren door afbraak is iets anders dan het dunner worden van een spiervezel. Dunne spiervezels kunnen weer dikker worden o.i.v. training.  De vraag is of schade in spiercellen kan herstellen, Door gerichte oefentherapie en training kan hopelijk de schade gecompenseerd  worden door andere spiervezels of spiergroepen zodat zo min mogelijk restklachten blijven bestaan. Afbraak van spiercellen kan grote gevolgen hebben voor de kracht in spieren.

Het bevorderen van functieherstel

Voor het goed kunnen bewegen is coördinatie, uithoudingsvermogen, kracht en lenigheid nodig. Dit worden ook wel de grondmotorische basisvaardigheden genoemd.  Bij veel spierklachten als stijfheid, spiervermoeidheid, spierpijn en krachtsverlies wordt er direct een storing aangebracht in deze basisvaardigheden. Om een betere functie te kunnen krijgen zal een training dus aan verschillende voorwaarden moeten voldoen om invloed te kunnen hebben op het  uithoudingsvermogen in spieren,  kracht in spieren, lenigheid en coördinatie. Daarom wordt er  steeds meer gesproken over functioneel trainen. Dat betekent dat een gewricht en spieren gebruikt worden zoals je die in het dagelijks leven of bij sportbeoefening gebruikt. Als je beter wilt kunnen fietsen, ga je ook oefenen met fietsen. Het doelloos aan apparaten trainen voor het krijgen van dikkere spieren is weinig functioneel te noemen tenzij de beweging die je ermee maakt de grote spiergroepen in totale keten oefent. Denk dan aan een powerwalk of step apparaat, een roeiapparaat, een fietsergometer, een loopband.

In de volgende blogs wil ik hier verder op in gaan. Hoe kun je functieherstel krijgen ondanks alle spierklachten en veranderingen die er kunnen zijn bij een te traag werkende schildklier. Vragen die hierin aan bod komen zijn: Hoe werkt de energievoorziening in spieren en waarom is deze zo belangrijk? Hoe wordt spieruithoudingsvermogen getraind? Hoe maak je gebruik van je hartslag tijdens een training om de intensiteit van de training te meten?

 Literatuur

  1. Myopathy as the persistently isolated symptomatology of primary autoimmune hypothyroidism, C. Rodolico et al, Mary Ann Liebert, Inc, 1998
  2. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training, de Morree, Jongert en van der Poel. Tweede herziene druk.
  3. Krachttraining en coördinatie, een integratieve benadering, F. Bosch, 2010.
  4. Electrophysiologic changes in Patients with untreated primary hypothyroidism, F. Eslamian et al, Journal of clinical neurophysiology, 2011.
  5. Neuromusculair findings in thyroid dysfunction: a prospective clinical and electrodiagnostic study, R.F. Duyff et al, J. Neurol.  Neurosurg.  psychiatry, 2000.