Trage schildklier verandert spieren

Spierklachten bij een te traag werkende schildklier. De ene patiëntengroep heeft er slechts  hinder van of wordt er met sporten door beperkt,  terwijl een andere groep er zwaar door beperkt wordt in zijn of haar dagelijks leven. Ligt de oorzaak in te weinig fysiek actief zijn door bijvoorbeeld vermoeidheid dat spieren zo achteruit kunnen gaan of zijn er fysiologische veranderingen in spiercellen die een verklaring voor deze klachten kunnen geven? Deze zoektocht ben ik de afgelopen jaren aangegaan en kwam tot opmerkelijke bevindingen. Toen dit blog voor de schildklierstichting gepubliceerd is geweest, werd deze informatie over de verandering in spieren door een schildklierhormoon tekort meer dan 40.000 keer gelezen.

Wat wordt er in literatuur beschreven over deze spierproblemen?

Er wordt  een wisselend beeld gevonden van fysiologische veranderingen in delen van spieren. Niet iedereen met een te traag werkende schildklier hoeft deze veranderingen te hebben. De onderzoeken die in de loop van de jaren zijn uitgevoerd betreft ook steeds een kleine groep patiënten met spierklachten. Sommige mensen hadden een combinatie van fysiologische veranderingen in spieren terwijl  een ander”slechts” een van de gevonden afwijkingen had. Allemaal hadden ze spierklachten.

In 79% van de gevallen is er sprake van een veranderde spierfunctie, de spieren werken dus niet meer zoals ze normaal zouden doen. In 54% van de gevallen gaat het om spierzwakte. Klachten als spierpijn, vermoeidheid, stijfheid en kramp komen voor in 42% van de gevallen (5). De spieren die het meest zijn aangedaan zijn de spieren in bovenarmen en bovenbenen, deze zijn vaker aangedaan dan spieren van onderarmen en onderbenen. Pijn in gewrichten wordt ook gerapporteerd (1).

In de spieren zelf worden afwijkingen gevonden in de ligging en vorm van de spiervezels. De energievoorziening in de spieren wordt minder doordat er een afname van het aantal mitochondria te zien is. Mitochondria zijn de kleine energiecentrales in de lichaamscellen. Daarnaast is er ook een afname gezien in de glycogeen (suiker) opslag in de spieren. Daarbij verandert de verdeling van snelle en langzame spiervezels in de spier. Er komen meer langzame dunne spiervezels (type I), daarnaast worden de dikke snelle vezels (type II) dunner. (3,7). Er worden ook veranderingen in de zenuwgeleiding gerapporteerd (7). Verder  wordt er  een verhoogd creatine kinase gehalte gemeten in het bloed, wat duidt op schade aan spiercellen (2, 3, 8).

Wat is het gevolg van deze veranderingen in spieren?

Als de zenuwgeleiding veranderd vindt dit vooral plaats in onderarm en hand en/of onderbeen en voet.  Zo kan de coördinatie lastiger worden met het neerzetten en afwikkelen van de voeten of met de fijne motoriek in de handen. Je laat bijvoorbeeld snel dingen uit je handen vallen of je moet bewuster lopen op een ongelijk oppervlak  dan dat je op een rechte stoep zou doen. De motorische reactie op wat je lichaam als prikkel binnenkrijgt komt soms wat later op gang. Dan is je telefoon of sleutel al op de grond gevallen, of ben je al bijna gestruikeld over die losse tegel.

De ligging van spiervezels kan veranderd zijn en daarbij kan ook de vorm van de spiervezel afwijkend zijn, hierdoor kan een deel van die spier moeilijk aanspannen of in het slechtste geval zelfs niet. Als dat deel van de spier niet meer mee kan doen in de contractie kan er een verminderde kracht merkbaar zijn in die spier.

Doordat er minder mitochondria zijn is de energievoorziening in een spier lager is dan normaal. Het gevolg is dat een spier sneller vermoeid raakt dan een spier die een normale hoeveelheid mitochondria heeft, de spieren hebben  moeite met inspanning. In de mitochondria vindt de daadwerkelijke energieomzetting plaats van energierijke fosfaten. Minder mitochondria betekent minder vrijmaking van energie.  Als er minder opslag van glycogeen is in de spier is de spiercel ook sneller door zijn voorraad glycogeen heen in de omzettingscyclus van energie leverende fosfaten. Er zal eerder aanvulling vanuit andere systemen nodig zijn, glucose vanuit het bloed bij hogere inspanningsniveaus of vetten bij lagere inspanningsniveaus. Spieren kunnen geen activiteit leveren zonder energie, een auto kan ook niet rijden op een lege tank. Er treedt eerder verzuring van spieren op, wat weer eerder klachten van spierpijn geeft.

Als de dikke explosieve “fast Twits” Type II vezels dunner worden en verminderen in aantal neemt de kracht in een spier af. De verhouding van type I en type II vezels verandert zodanig dat een spier een overhand aan type I vezels gaat krijgen. Ieder mens wordt met een bepaalde verhouding aan type I en type II vezels geboren, een deel van die aanleg is te beïnvloeden door training (6). Type II vezels zorgen voor explosieve kracht  zoals dat van een sprinter. Veel type I vezels komt overeen met duursport, het langdurig kunnen hardlopen of lange afstanden schaatsen. De verhouding van spiervezeltypen bij iemand met een traag werkende schildklier gaat dus richting de samenstelling van spieren zoals die van een duursporter.  Dat hoeft niet per definitie slecht te zijn. Alleen het dunner worden van de type II vezels kan wel lastig zijn omdat dit met name de vezels zijn die veel kracht  leveren, als de spier daardoor teveel verzwakt kunnen er problemen met spierkracht ontstaan. Zoals bijvoorbeeld in de bovenbenen omdat daar toch ook kracht als van een sprinter nodig is bij hardlopen, bij (snel) een trap oplopen, fietsen of opstaan vanuit een stoel!

In tijden dat een lichaam een tekort aan schildklierhormoon heeft kan er zelfs sprake zijn van spierafbraak gezien het verhoogde creatine kinase gehalte bij sommige patiënten. Als mensen goed zijn ingesteld normaliseert het creatine kinase gehalte (2). Het vervelende met deze ontstane spierschade is dat deze onomkeerbaar is. Voorkomen is beter dan genezen in dit geval!

Prognose

Uit de literatuur blijkt dat voor 90% de klachten verdwijnen bij voldoende inname van schildklierhormoon terwijl de afwijkingen op celniveau niet lijken te veranderen (3). Substitutietherapie leidt tot normale hormoonconcentraties in het bloed maar mogelijk niet tot normale hormoonconcentratie in alle weefsels (9).  Dat betekent  dus voor mensen met een te traag werkende schildklier die voldoende schildklierhormoon gebruiken, dat de spieren afwijkend belastbaar kunnen blijven. Er zal dus altijd rekening gehouden moeten worden dat deze spieren soms eerder als andere gezonde spieren hun grenzen aangeven. Dat kan zijn in de vorm van(spier)pijn, kramp of vermoeidheid. Er wordt vooral de nadruk gelegd in deze onderzoeken op het op tijd behandelen met schildklierhormoon, dus dat een vroege diagnose van een te traag werkende schildklier een meer definitieve vorm van spierklachten kan voorkomen.  Over de invloed van gerichte oefentherapie op deze spierklachten is tot op heden niets bekent.

Bewegen zal je goed doen!

Door fysiek actief te blijven of te worden, kun je spierklachten verminderen. Stijfheid en kramp kun je doorbreken door regelmatig in beweging te zijn, goede warming up te doen bij sportactiviteiten en te stretchen. (10). Het lichaam is gemaakt om te bewegen, lichamelijke activiteit is belangrijk voor de stofwisseling in het lichaam.

De invloed van lichamelijke activiteit kan zo krachtig zijn dat het een bijdrage levert aan het verlagen van het risico op een depressie of diabetes. Dan hoef je niet eens aan een rondje hardlopen te denken, hoewel dat wel kan natuurlijk, maar het kan ook gewoon dagelijks een wandeling van een half uur zijn of twee keer een kwartier. Maak het jezelf gemakkelijk, doe iets wat je graag doet zodat je dit regelmatig kan blijven doen. Zorg dat je dagelijks in beweging bent. Bij veel spierpijn kan het rustig uitlopen, zelfs een dag na de training werken voor het herstel, je zet de doorbloeding aan en alle cel processen daar omheen en werkt daarmee actief mee aan herstel.

Spierzwakte

Om de mate van spierzwakte vast te stellen is op een schaal van 1 tot 5 weergegeven welke kracht een spier kan leveren. Kan deze alleen aanspannen of kan deze ook voor beweging zorgen en hoeveel tegendruk kan deze overwinnen? Er wordt van spierzwakte gesproken als de kracht minder is dan ‘spierkracht 5’. Spierkracht 5 betekent dat je tegen de zwaartekracht in moet kunnen bewegen en daarbij ook nog een weerstand moet kunnen overwinnen. Je merkt dat de kracht in je spieren minder is, doordat je bijvoorbeeld moeite hebt je knie stabiel te houden, je hebt moeite met opstaan uit een stoel, met traplopen of fietsen; bewegingen in het dagelijks leven die je met voldoende spierkracht gewoon zou moeten kunnen doen.

Spiervermoeidheid

De functie van spieren is dat ze aanspannen om kracht te leveren of om een gewricht te stabiliseren. Om de vezels in spieren hun werk te laten doen is voldoende energie nodig. Omdat de energievoorziening in de spieren is verminderd, kan eerder vermoeidheid optreden. Je zou een bepaalde beweging of inspanning nog wel willen doen maar de spieren voelen moe en zwaar en willen (bijna) niet meer meewerken.

Spierkramp

Als spieren aanspannen betekent dit dat spiervezels in de spieren verbindingen met elkaar aangaan en langs elkaar heen schuiven. Daardoor wordt de spier in zijn totale lengte korter. Bij kramp worden delen van die verbinding niet losgemaakt en blijven dus in “langs elkaar geschoven toestand”. Voor het aanspannen van spiervezels is energie nodig maar voor het ontspannen en daarmee dus loslaten van de verbindingen van de vezels ook! Het is geen passief proces. Een gevolg van spiervermoeidheid kan dus ook kramp zijn.

Spierstijfheid

De spieren voelen stijf en aangespannen aan, in plaats van ontspannen. Ze geven niet mee met een normale beweging als lopen of bukken. Je hebt het gevoel alsof iets je tegenhoud in je beweging.

Literatuur

  1. Hypothyroidism presenting as puzzling myalgias and cramps in three patients, L. Williams, Wilkins. Journal of clinical rheumatology, 2011.
  2. Hypothyroid myopathy with unusually high serum creatine kinase values, J. Finsteren, C. Stollberger, C. Grossegger,  A. Krois, hormone research in paediatrics, 1999.
  3. Myopathy as the persistently isolated symptomatology of primary autoimmune hypothyroidism, C. Rodolico et al, Mary Ann Liebert, Inc, 1998
  4. Electrophysiologic changes in Patients with untreated primary hypothyroidism, F. Eslamian et al, Journal of clinical neurophysiology, 2011.
  5. Neuromusculair findings in thyroid dysfunction: a prospective clinical and electrodiagnostic study, R.F. Duyff et al, J. Neurol.  Neurosurg.  psychiatry, 2000.
  6. Inspanningsfysiologie, oefentherapie en training, de Morree, Jongert en van der Poel.
  7. Neurophysiological changes in neurologically asymptomatic hypothyroid patients: a prospective cohort study, El Salem et al, 2006.
  8. Myopathy associated with acute hypothyroidism following radioiodine therapy for graves in an adolescent, Valeria et al 2010.
  9. Lankhaar et al., 2011; Hypothyreoïdie en bewegingsintolerantie: een casusbeschrijving.
  10. Exercise Management for Persons with Chronic Diseases and Disabilities American college of sport medicine 20